zaterdag 5 mei 2012

vrijdag 4 mei 2012

Ik heb heerlijk geslapen vanacht. Ik ben een paar keer wakker geweest, maar niet noemenswaardig. Iedereen is pas rond 8 uur wakker en ik ben zo moe dat ik lekker tot 9 uur op mijn bed blijf liggen. Pas daarna ga ik naar beneden en gaan we ontbijten met elkaar. Teun heeft reuze honger zegt hij en dat kan kloppen, want we ontbijten nooit zo laat. Hij eet 3 boterhammen op een plak ontbijtkoek. De kleine grote man heeft geen woord teveel gezegd. Puck heeft haar vlechten uitgedaan en ze heeft een enorme bos met krullen. Ze vindt het prachtig en bewondert zichzelf in elke raam van het huis. Henry gaat met de kinderen naar het strand. Ik besluit om thuis te blijven, doseren heet zoiets en ik leer het al aardig. Ik bel met Bernadette om te vragen wat het telefoonnummer van Sandra is. Internet is zo’n vanzelfsprekend onderdeel van mijn leven geworden en nu hier in dit huis is het er gewoon niet. De enige wijze om op de hoogte te blijven is gewoon weer via de telefoon en via sms. Dus ik besluit een sms te sturen naar Sandra. Vervolgens besluit ik op wat te schrijven op mijn laptop. Ik heb daar nu lekker te tijd voor. Ik zie als een berg op tegen volgende week. Dinsdag start kuur 4 en ondanks het goede nieuws en de power die ik er van heb gekregen hik ik er tegenaan. Ik denk aan de nare smaak in mijn mond, aan het constante geboer en het misselijke gevoel bij het ruiken van etensluchtjes, aan de spierpijn, de hitte en de pijnlijke mond. Ik heb nu nog maar 1 blaartje op mijn tong, maar dat zal weer anders worden. Ik weet dat ik tijdens de kuur weer op ijs moet knabbelen, maar zelfs dat ijs met de ranjasmaak staat me op voorhand al tegen. Gelukkig gaat Bernadette deze keer met me mee, dus ik heb afleiding genoeg. Ik moet er niet over zeuren, het gewoon ondergaan, het doen en hopen dat ze me in 1 keer weten aan te prikken. Maar mijn laptop is geduldig en ik heb het toch maar mooi weer even geuit en dat lucht op. Maandag moet overigens eerst nog blijken dat mijn bloedwaarden in orde zijn. Voor het eerst maak ik me daar een beetje zorgen over, temeer daar het herstel dit keer wel even op zich heeft laten wachten. We zullen zien. Nu nog eerst genieten van ons samenzijn hier. Ik leer doseren, dus nu lekker thuis in mijn eentje, zodat ik vanmiddag met Henry en de kinderen een fietstocht kan ondernemen. Het zijn de kleine dingen die het hem doen. Ik heb eigenlijk al dagen geen trek meer. Aangezien ik opgevoed ben met de stelling ETEN MOET, is dat wat ik minimaal 6 keer per dag doe. Een handigheidje hierbij is mijn horloge, als de maag niet knort, dan kijk ik op de klok om te weten of het tijd is om te eten. En dat werkt uitstekend.

Ik ben inmiddels in bad geweest met een verkwikkende badolie, maar ik voel me verre van verkwikt. Ik ben niet vooruit te branden en ongelofelijk moe met een hoofd dat ieder moment uit elkaar kan spatten. Ik wil me niet zo voelen, dus ik dek de tafel, maak knakworstjes warm en alles is gereed voor de lunch. Ik zie dat ik een bericht heb gemist, een verzoek van Henry of ik met hen kom lunchen. Ik probeer te bellen, maar helaas geen contact. Ik sms ook nog, maar geen reactie. Dan zie ik ze aan komen lopen, emmertjes in de hand. Ik lach  en loop ze tegemoet. Henry had ook zijn telefoon niet gehoord, dus besloot inderdaad naar huis te komen. We gaan aan tafel en ik kan het geluid niet aan, ik probeer erg mijn best te doen, maar hun vrolijkheid en gelach doet zeer in mijn hoofd. Hoezeer ik me er ook tegen verzet ik kan het niet ontkennen. Ik spreek uit aan tafel dat ik eigenlijk heel moe ben en terwijl ik dat doe voel ik me weer zo’n spelbreker. Ik zeg dat ik het liefst even ga liggen in de hoop dat het weg zal trekken. Henry vindt het een goed idee. Ik vecht tegen mijn eigen teleurstelling en tegen mijn verdriet. Ik loop naar boven en ga naar bed. Voor de zekerheid neem ik mijn temperatuur op, 38,5 graden. Ik begin te huilen, ik wil niet ziek zijn, niet nu. Ik neem 2 paracetamol en roep Henry. Ik zeg hem dat ik 38,5 heb op de oorthermometer. Ik vertel hem dat ik ga liggen met 2 paracetamollen in de hoop dat het weer zakt. Hij gaat nog met de kinderen op de skelter en ik moet helaas verstek laten gaan, alweer deze dag. De eerste keer wil ik doseren en vervolgens kan ik nog geeneens doseren omdat ik ineens vanuit het niets koorts heb. Ik heb het echt koud en ga met muts, kleren en sokken onder het donzen dekbed liggen. Ik ben te moe om wat te voelen en val in slaap. Mijn hoofd bonkt. Als ik wakker word is er al een uur voorbij. De koorts is gezakt naar 37,9 graden, dus ik ben tevreden, missie geslaagd. Henry komt thuis met de kinderen en ik voel me al een heel ander mens Ik blijf nog even liggen en ga dan naar beneden. Teun en ik blijven heerlijk thuis en Henry, Puck en Guus gaan nog even het strand op. Teun is lui en komt lekker tegen me aanliggen op de bank. Hij ruikt heerlijk, zoet warm en hij gaat op mijn borst liggen. Ik streel zijn rugje en hij ontspant en een paar minuten later ligt hij heerlijk rustig tegen me aan te slapen en ik voel me zo intens gelukkig met dit warme lijfje tegen me aan. Ik ben er dan wel niet op uit geweest maar dit is geluk in het klein. Als Henry thuis komt is het al weer tijd om wat eten te organiseren. Ik heb geen trek, dus er wordt gekozen patat.  Voor Henry, Puck en Guus met frikadellen en Teun wil spaghetti en ik wil een kaaskroketje, ik heb nog wat sla en ik bak wat champignons zodat ik met dat allemaal tezamen een maaltijdsalade kan maken. Ze vertrekken en komen terug en wederom in een opperbeste  stemming. Wat hebben ze een plezier. Ik heb de tafel gedekt en we gaan zitten, Puck krijgt de slappe lach en ze smikkelen als nooit tevoren, patat is voor hen toch altijd feest, zoals spaghetti voor Teun altijd feest is. Ik eet omdat het moet. Na het eten mogen ze nog een ijsje eten in de ijssalon en voor mij zal een wafel meegenomen worden, daar zeg ik zin in te hebben, maar eigenlijk lijkt het me heel lekker, zin heb ik niet echt. Maar zo’n wafel zit boordevol calorieën, dus ik hoop ook dat deze me extra energie oplevert en ik hoop op een gezellig samenzijn straks. Ik neem nogmaals 2 paracetamol om te kijken of de hoofdpijn beheersbaar kan worden. Ik ruim de tafel af en ik ga met de stofzuiger in gevecht. Ik heb geen zin om stil te zitten en te voelen. Ik ben tevreden met het resultaat. Ik steek de kaarsjes aan met vanillegeur en probeer er een heel gezellig tafereeltje van te maken voor als ze terug zijn. Ik zet de TV aan en wil de dodenherdenking zien. Ik wil er vanuit hier stil bij kunnen staan. Om half zeven zijn ze er weer, ik zit op mijn vaste plek en vraag of mijn wafel er is. Henry heeft geen wafel voor me meegenomen. Ik ben zo teleurgesteld, ik voel me weer zo alleen. Ik vraag me waarom hij dat niet heeft gedaan, ik had me erop op mijn manier zo op verheugd. Ik heb mijn best proberen te doen, een gezellig huis proberen te creëren in de hoop dat we samen nog wat zouden kunnen drinken en de verhalen van de dag door zouden kunnen nemen. Niets is minder waar, dit was mijn verwachting, mijn romantische verwachting. De realiteit is dat Henry ver van deze verwachting verwijderd is; hij moppert, zucht en kijkt me aan met een hoofd dat op onweer staat en zegt, ‘ik dacht dat het de verkeerde wafels waren’. Ik ben zo teleurgesteld en voel de teleurstelling zich meester van me maken ik moet enorm huilen, zo’n boehoe-gehuil. Guus vraagt wat er is en ik vertel hem dat ik verdrietig ben. Hoe kan ik dit nu uitleggen als ik het zelf totaal niet snap. Waar heb ik hier weer wat gemist? Ik snap dat hij moe is na deze dag, ik had dit mezelf ook anders voorgesteld, maar is mij negeren dan de oplossing? Puck zegt tegen me dat ze papa gevraagd heeft een wafel voor me mee te nemen. Ik zeg haar dat ik dat heel lief vind, dat ik weet dat ze altijd aan me denkt en dat ik nu gewoon verdrietig ben en al geen zin meer heb in een wafel. Bij Henry komt er inmiddels stoom uit zijn oren, ‘nou dan ga ik verdomme wel een wafel voor je halen’. ‘Ik hoef geen wafel meer, je kunt de pot op met je wafel, blijf me maar lekker negeren, want dan is die lastpost er niet en is er ook geen probleem’. Eigenlijk voel ik me intens gekwetst. Ik heb er niet en nooit om gevraagd om ziek te zijn. Sterker nog als ik het zou kunnen laten stoppen door alle materiële bezittingen die ik heb in te leveren, zou ik het doen. Over verwachtingen gesproken, wat verwacht Henry dan? Moet ik dan gewoon doorgaan alsof er niets aan de hand is, moet ik ook als ik koorts heb doorgaan of doen alsof het er niet is. Wat wil hij dan toch? Het is niet meer zoals het was en het zal nooit meer zo worden, dit probeer ik hem zo vaak te zeggen, dringt het dan niet tot hem door? Ik vraag hem wat hij van mij verwacht, hij  verwacht niets, hij wil me ontzien zodat ik tot rust kan komen. Hij zegt me te ontzien door de kinderen bezig te houden en mee te nemen. Ik zeg dat te snappen, maar ik zeg hem dat ik ook een mens ben en los van ontzien te worden wil ik ook een klein beetje aandacht. Echt niet de hele dag, maar gewoon een beetje aandacht en een knuffel op zijn tijd zou fijn zijn. Ik krijg geen reactie, hij gaat door met de kinderen, pyjama’s aandoen, iets wat ze prima zelf kunnen, het ultieme vluchtgedrag. Ik zou het liefst nu naar huis willen gaan, ik zou het liefst willen dat Bernadette me hier weg zou halen en dat ik gewoon mijn verhaal zou kunnen vertellen, aandacht zou krijgen en me gehoord zou voelen en niet alleen. En ik wil me geborgen voelen, een gevoel waar ik de laatste tijd vaak naar verlang. Ik denk terug aan mijn jeugd en aan mijn traumatische ervaring in een park bij ons in de buurt. Ik werd daar als 11-jarig meisje bedreigd met een mes door een man, die met mij allerlei niet nader te noemen handelingen wilde verrichten. Ik was zo bang toen, zo bang was ik nog nooit geweest. Ik mocht niet schreeuwen, maar ik wist toch geluid te produceren en het geluk was aan mijn zijde. Er kwam een fietser voorbij en die heeft me gered en thuisgebracht. Ik ben met mijn vader direct naar het politiebureau vertrokken en mijn vader was des duivels, hij wilde mij beschermen voor al het kwaad en het was hem niet gelukt. Ik herinner me zijn bezorgdheid in combinatie met zijn woede toen ik naast hem in de auto zat. Bij de politie zei hij niet in te kunnen staan voor zichzelf als hij de confrontatie aan moest met de aanrander. De politie liet hem weten zijn reactie te begrijpen, maar dat dat niets op zou lossen. Ik kreeg allerlei foto’s gezien van mannen, maar het rare was dat ik door mijn angst niet meer wist te vertellen hoe de man eruit zag. Ook kon ik onvoldoende goed aangeven wat voor kleur haar, ogen, huid hij had en welke kleding hij droeg. Het enige dat ik me kon herinneren was het mes en zijn stem. De tijd na deze aanranding had ik veel last van angsten, vooral ’s nachts. Ik sliep bij mijn vader en moeder op de kamer een hele tijd, omdat ik met name ’s nachts hele nare dromen had en alles herbeleefde vooral de stem, die heeft me in mijn dromen maanden achtervolgd. Mijn ouders hielden me goed in de gaten. Ik werd naar school gebracht en gehaald en op school werd ik op aanraden van mijn ouders ook goed in de gaten gehouden. Zoals zoveel nare gebeurtenissen op den duur slijt het en ebt het weg naar de achtergrond. Zo ook bij mij. Toch is er na al die tijd een goed gevoel bij me blijven hangen over deze gebeurtenis is mijn leven, het gevoel van geborgenheid. Door geborgenheid ben ik de situatie heel goed te boven gekomen. Die geborgenheid van toen en die veilige thuishaven, die mis ik nu. Henry heeft de kinderen op bed gelegd en ik hij vraagt weer of ik een wafel wil. Ik laat hem weten geen wafel meer te willen. Ik vertel hem nogmaals dat ik zijn drukte snap, maar dat ik er ook nog ben. Hij is wederom boos, hij wil nu niet eindeloos hier over praten, hij is het ook wel eens zat, hij wil nu even zitten. Hij gaat zitten en gaat zitten zappen. Ik doe geen moeite meer, ik heb er eerlijk gezegd de puf niet voor. Het enige dat ik denk is dat ik het zielig voor hem vind. Ik heb medelijden dat hij niet het vermogen heeft zaken emotioneel op een rij te krijgen of te willen zetten. Ik heb medelijden dat hij blijft vluchten in activiteiten of andere zaken. Ieder doet het op zijn eigen wijze en kanker heb je allemaal, hoor ik Els zeggen. En dat klopt. Het op je eigen wijze doen is prima, maar negeren of vluchten is niet iets op een juiste wijze aanpakken, het is struisvogelpolitiek. Ik kan hem dat niet vertellen, van mij neemt hij het niet aan en daarbij is hij van mening dat hij alles prima in de hand heeft. Het gaat in ons gezin heel goed, zolang ik maar redelijk mee kan in het ritme. Zodra ik niet mee kan draaien in dat ritme dan gaat het mis. Niet omdat we dat willen, maar omdat Henry dan niet zijn aandacht kan verdelen. Hij kiest dan 1 taak en dat is de taak die zich richt op de kinderen, hij vlucht hier als het ware in. Ik word dan ontzien, maar krijg verder geen aandacht. Ik voel me dan alleen op de wereld, heel alleen op de wereld. Thuis hebben we dit inmiddels goed opgevangen, daar heb ik altijd mijn familie om me heen en is er volop aandacht voor me. Hier komt maar weer eens heel duidelijk naar voren dat we als gezin niet alles kunnen opvangen. Je kunt niet alle aandacht in je eentje verdelen tussen een zieke vrouw en je kinderen. Maak je een keuze in je verdeling dan zul je altijd iemand tekort doen. Hulp is dan een goede oplossing.

Na een half uur komt hij naar me toe en geeft me een knuffel en vraagt hoe het gaat. Ik zeg hem niet goed, hij vraagt of ik thee wil en dat wil ik. Verder zegt hij niets, gaat weer zitten en zapt. Dit is zijn manier en ik respecteer deze manier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten